De Raad van State heeft op 27 mei 2025 de provinciebelasting op tweede verblijven in West-Vlaanderen voor de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024 vernietigd. De Raad van State heeft geoordeeld dat de provinciebelasting op tweede verblijven aan de kust in West-Vlaanderen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Eigenaars van tweede verblijven die deze belasting in 2022, 2023 en/of 2024 hebben betaald, hebben recht op teruggave van het betaalde bedrag.
Belasting in strijd met het gelijkheidsbeginsel
In 2023 oordeelde het hof van beroep in Gent al dat er niet gerechtvaardigd kan worden dat de belasting voor tweede verblijven drie keer zo hoog is als die voor gezinnen en zes keer zo hoog als die voor alleenstaanden.
De Raad van State volgt deze redenering en benadrukt dat een verschillende fiscale behandeling mogelijk is wanneer de verschillende behandeling gebaseerd is op objectieve criteria en voldoende verantwoord is.
In casu stelt de provincie dat de tweede verblijvers extra kosten veroorzaken voor de provinciale voorzieningen, maar de Raad van State volgt deze argumentatie dus niet, de investeringen zijn volgens het arrest gelijk voor inwoners en tweede verblijvers. De hoge belasting kan zo dus niet gerechtvaardigd worden.
Provincie West-Vlaanderen bereid tot terugbetaling
Eigenaars van tweede verblijven die de belasting in 2022, 2023 of 2024 betaald hebben, kunnen deze belasting nu terugvorderen. Maar de provincie West-Vlaanderen liet al weten zelf het initiatief te zullen nemen om de belasting terug te betalen.
In 2024 leverde de provinciebelasting 12 miljoen euro op, wat betekent dat het totaalbedrag voor de afgelopen drie jaren mogelijk 36 miljoen euro bedraagt als alle belastingbetalers de belasting terugvorderen.
Toekomst
Wat betreft de belastingaanslagen voor 2025, stelt de Raad van State dat de provincie West-Vlaanderen de hogere belasting niet meer kan toepassen op basis van de huidige reglementen. De provincie kan echter het reglement aanpassen om de belasting beter te motiveren voor de toekomst.
Dit arrest benadrukt het belang voor lokale besturen om belastingheffingen zorgvuldig te onderbouwen en ervoor te zorgen dat verschillen in belastingtarieven op redelijke en objectieve gronden zijn gebaseerd.