De wetgeving staatssteun heeft directe werking, wat betekent dat elke overheid geacht wordt de wet te kennen en toe te passen. Dat is al jaren zo, toch zijn de nieuwe verplichtingen rond het bijhouden van de-minimissteun een goede aanleiding om ook als lokaal bestuur na te denken over een staatssteunkader.
Via de staatssteunwetgeving controleert de Europese Commissie of lidstaten geen steun geven aan ondernemingen die de werking van de interne Europese markt vervalst. In zijn meest brede definitie is staatssteun te herleiden tot het verlenen van steun door overheden aan bedrijven. Als die steun aan vijf voorwaarden voldoet, categoriseert de steun als staatssteun. Staatssteun is in principe verboden en dient aangemeld te worden bij de Europese Commissie.
In een vorig artikel bespraken we de vijf voorwaarden waaraan steun moet voldoen opdat ze geoormerkt zou worden als staatssteun. De steun moet afkomstig zijn uit staatsmiddelen (1), er moet sprake zijn van een voordeel (2) aan een economische activiteit (3) dat selectief (4) is en een potentiële verstoring van het Europese handelsverkeer (5) inhoudt.
Veruit een van de meest gekende oplossingen voor staatssteun, is het principe van de-minimis. De-minimis speelt in op de laatste voorwaarde van de staatssteuntoets. Het idee achter de-minimis is dat bedragen onder een bepaald drempelbedrag te klein zijn om potentieel handelsverstorend te kunnen zijn. Hierdoor is niet voldaan aan een van de vijf voorwaarden en kwalificeert die steun niet als staatssteun. Hiermee samenhangend is er ook geen voorwaarde tot kennisgeving, aanmelding of rapportering verplicht. Dat maakt dat het een van de meest bevrijdende manieren is om met staatssteun om te gaan. Maar toch zijn er wel degelijk een aantal administratieve verplichtingen aan de-minimis verbonden.
Via het de-minimiskader kan elke onderneming tot 300.000 euro steun ontvangen op drie jaar tijd zonder dat dit als marktverstorend wordt aangemerkt. Je moet hiervoor wel wat administratie bijhouden. Je dient op voorhand bij de potentiële ontvanger na te vragen hoeveel de-minimissteun die de voorbije drie jaar al gekregen heeft. Als dit bedrag, samen met het bedrag dat je plant toe te kennen, niet hoger is dan € 300.000 euro, dan kan je de steun aanmerken als de-minimissteun. Vermeld in de toekenningsbrief duidelijk het toegekende bedrag. Ook in-kind begeleiding moet gekwantificeerd worden, plak dus zeker een tarief op ‘gratis’ diensten en zorg hierbij voor een logische verdeelsleutel. Let ook op met verbonden ondernemingen, die delen immers hetzelfde plafond van € 300.000.
Vanaf 1 januari 2026 is elk lokaal bestuur bovendien ook verplicht om over een formeel de-minimisregister te beschikken. Elke steuntoezegging die gebruik maakt van het de-minimisprincipe dient daarin te worden bijgehouden. Hiervoor is een Europees register ontwikkeld.
Om toegang te krijgen moet je eerst een Europese login maken via EU Login Help. Daarna kan jouw bestuur geregistreerd worden in het eAidRegister. De Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie kan je hiermee op weg helpen (mailen naar marleen.deproft@vlaanderen.be).
Welke gegevens moet je bijhouden in het eAidRegister?
- De identificatie van de begunstigde
- Het steunbedrag
- De toekenningsdatum
- De steunverlenende autoriteit
- Het steuninstrument
- De betrokken sector op basis van de statistische classificatie van economische activiteiten in de Unie ("NACE-classificatie")
Nieuwe steuntoekenningen moet je binnen de 20 werkdagen na toekenning of beslissing registeren. Oudere toekenningen hoeven niet meer opgeladen te worden.
Wat is het voordeel van dit systeem? Deze manier van werken vervangt de vorige werkwijze met de verklaringen op eer. Hierdoor zal je als overheid op termijn zelf kunnen controleren hoeveel de-minimissteun een ontvangende partij reeds gekregen heeft en kan de drempel van €300.000 over 3 jaar makkelijker bewaakt worden. Tot 2029 zal er wel gewerkt moeten worden met een combinatie van verklaringen op eer en het digitaal registeren.
Lees de details zelf na in de Europese Verordening.
Verder is het ook nuttig om te weten dat er verschillende soorten de-minimisverordeningen bestaan. Afhankelijk van de thematiek wordt er met andere drempelbedragen gewerkt. Voor openbare besturen zal er meestal met de reguliere de-minimisverordening gewerkt worden.
Maar er zijn dus ook aparte drempelbedragen voor landbouw, visserij en DAEB (Diensten van Algemeen Economisch Belang). Let op als er verschillende regimes gecumuleerd worden. Vermeld in je toekenningsbesluit ook altijd de juiste verordening.
Nieuwe de-minimisregels makkelijk en efficiënt opvangen? Met de kant-en-klare digitale subsidieprocessen van eGovFlow.
Het digitaliseren van uitgaande subsidiestromen is een van de meest voor de hand liggende manieren om de werklast en de risico's, verbonden aan de nieuwe de-minimisregels, tot het minimum te beperken.
Vooral als je daarbij kunt gebruikmaken van kant-en-klare (en dus snel inzetbare) digitale subsidieprocessen die bovendien zijn aangevuld met extra mechanismen en functionaliteiten om de nieuwe de-minimisregels makkelijk en efficiënt op te vangen. Zoals: aangepaste formulieren, inhoudelijke ondersteuning en een makkelijke export van dossiergegevens i.f.v. een registratie in het Europese eAID-register.
Lees meer op www.eGovFlow.be.